Het is donker en we zijn in het bos. We doen mee aan een spooktocht. Mijn hand zit klemvast in de gespannen greep van die van mijn dochter. Al het leven wordt uit mijn vingers getrokken, maar hier wil ik geen last van hebben. Ik ben hier voor haar. Wat is ze bang, nu al, en we hebben nog geen spook gezien. Bij de eerste geestverschijning gaat het dan ook helemaal mis. Hysterische paniek. Dit kan zo niet. We keren om en mijn hand voelt haar opluchting. In mijn vingers stroomt weer leven en als we bijna bij het startpunt zijn, aan de rand van het bos waar vuurtjes voor verlichting zorgen en ik de warme chocolademelk al ruik voel ik haar duimpje mijn handpalm strelen zoals ik dit van haar gewend ben. Ze laat me voelen, ik ben er weer.